in , ,

CBS: Slechts 16% ‘ZZP’ers’ heeft VAR

Het CBS  presenteerde afgelopen donderdag cijfers over de stijging van het aantal zelfstandig ondernemers dat beschikt over een VAR-wuo (winst uit onderneming) en een VAR-row (resultaat uit overige werkzaamheden) sinds de invoering daarvan in 2005. Hoewel de cijfers op een bijzondere manier bij elkaar zijn geraapt, blijkt er wel uit dat maar weinig ondernemers over een VAR beschikken en hij eigenlijk maar in een paar sectoren en voor starters relevant is.

Er wordt al jaren beweerd dat er in Nederland 1 miljoen zzp’ers zijn. Donderdag werd me uit het persbericht van het CBS eindelijk duidelijk hoe je cijfers kunt gebruiken om dat te staven.

1 miljoen zzp’ers haal je alleen met creatief rekenwerk…

Je telt gewoon alle mensen die bij de Kamer van Koophandel staan ingeschreven bij elkaar op.

  1. Alle mensen die alleen in een eenmanszaak ondernemen,
  2. Alle mensen die in een vof of maatschap  zonder werknemers samen ondernemen en
  3. Alle mensen die een bedrijfje in deeltijd voor minder dan 12 uur per week hebben, onder andere als tweede of derde werkkring naast een baan. En al dan niet als hobby.

Dat je vervolgens met een groep zelfstandigen zit waarop je absoluut geen beleid op het gebied van arbeidsongeschiktheid en pensioenen kunt baseren, neem je als CBS op de koop toe.

Flinke stijging in zowel VAR-wuo’s als VAR-row’s

Dat de Belastingdienst graag wil dat er een andere oplossing komt de VAR is niet verwonderlijk. Sinds 2011 moeten er jaarlijks meer dan 150.000 VAR’s worden verstrekt.

De stijging van het aantal verstrekte VAR’s is flink. Volgens het CBS heeft bijna 12% van alle zelfstandigen een VAR-wuo heeft en 3,5% een VAR-row.

Als je uitgaat van het ‘normale’ aantal van 728.000 zelfstandigen (groep 1 en 2, dus nog ruim genomen) blijkt dat 16% van de zelfstandigen die meer dan 12 uur pw ondernemen een VAR heeft. En 13% van de deeltijdondernemers (groep 3, die minder dan 12 uur in hun bedrijf werken).

VAR vooral in paar sectoren

Uit de CBS-cijfers blijkt dat vooral dat door opdrachtgevers in de bouw en niet-commerciële dienstverlening wordt gevraagd om een VAR.

Van de werkgevers in de bouw was dat bekend. In de niet-commerciële dienstverlening zijn het vooral de gezondheidszorg – ongetwijfeld de vele zelfstandigen in de thuiszorg, sinds de opkomst daarvan – en het onderwijs. In deze laatste sector betreft het volgens het CBS vooral parttime docenten en trainers die vaak ook een baan in loondienst hebben.

In de commerciële dienstverlening beschikken vooral Postbezorgers en koeriers, managementadviseurs (vaak langlopende opdrachten), beveiligers en zelfstandigen in de televisie en filmproductie over een VAR.

Een VAR is vooral populair bij starters

Dat de Belastingdienst zo veel werk heeft aan de VAR, komt vooral doordat er steeds meer zelfstandigen komen die eerder werknemer waren zichzelf gaan verhuren aan opdrachtgevers.

Wat vooral opvalt is dat relatief veel ondernemers in het eerst jaar na de start beschikken over een VAR. Gevestigde ondernemers beschikken veel minder vaak over een VAR. Dat roept de vraag op hoeveel startende ondernemers de VAR preventief aanvragen zonder opdrachtgevers te hebben die daarom vragen.

En de cijfers roepen de vraag op of – als je de Belastingdienst en zelfstandig ondernemers wilt ontlasten rondom de VAR – het niet verstandig zou zijn deze gewoon af te schaffen voor de meeste sectoren. Hem alleen handhaven in enkele sectoren en andere maatregelen treffen om schijnzelfstandigheid te voorkomen in alle sectoren, lijkt op basis van deze cijfers nog niet zo’n slecht idee.

 

3 Comments

Leave a Reply

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Heeft de fysieke winkel nog toekomst?

Zelfstandige professionals steeds belangrijker voor innovatie